Gabriele keert terug naar huis in Zuid-Italië om afscheid te nemen van zijn vader Ernesto, een voormalige stationschef in een klein stadje niet ver van Bari. De oude man roept in Gabriele herinneringen op aan zijn jeugd, aan zijn liefhebbende moeder, zijn oom, zijn vrienden... maar ook aan de woede en bitterheid van zijn vader over zijn onvermogen om zijn artistieke ambities waar te maken: Ernesto was ervan overtuigd dat hij voorbestemd was om een beroemde schilder, en was bereid alles op te offeren voor dit geloof, zelfs zijn eigen waardigheid – en dit deed zijn zoon zweren dat hij niet zou worden zoals hij. Pas nu, vele jaren later, door toeval en omstandigheden, begint Gabriele Ernesto te begrijpen en te zien wat voor soort persoon zijn vader werkelijk was.